Nieuws / publicatie

IN STRIJD MET DE VREDE – Robert Vernooy, februari 2024

Ik beoefen al mijn halve leven een krijgskunst die zichzelf de ‘weg van de vrede’ noemt, en in die pakweg dertig jaar heb ik heel wat stoere verhalen gehoord. Een tijdje geleden hoorde ik echter in een gesprek tussen filosoof Martijntje Smits en vredesactivist Jakob de Jonge een minder stoer verhaal, dat mij aan het denken heeft gezet. De Jonge wees erop dat Nederland zich aan het begin van de Tweede Wereldoorlog na een strijd van slechts vijf dagen aan Duitsland overgaf om de complete vernietiging van het land te voorkomen. Was dat laf?

Dit voorbeeld triggerde een herinnering aan het schoolplein waar ik met Wim Peters vocht, een populaire, veel sterkere jongen, die ook nog eens aan karate deed (ik toen nog niet). Terwijl hij bovenop mij zat, werd hij aangemoedigd door alle andere leerlingen die er in een kring omheen stonden. Ondanks mijn verwoede pogingen om me te verdedigen sloeg Wim mij helemaal in elkaar. Ik moest me overgeven, maar dat deed ik niet. Was dat dapper?

In het net genoemde gesprek vergeleek Jakob de Jonge de huidige oorlog in Oekraïne met de Nederlandse situatie in 1940. Volgens hem was capitulatie verstandig wanneer je de strijd niet kunt winnen en doorgaan alleen maar tot meer ellende leidt. Hij betoogde dat juist de steun van het westen het voor Oekraïne onmogelijk maakt om zich over te geven. Dat stond haaks op mijn door Amerikaanse actiefilms en comicbooks gevoede hang naar heroïek. Better to die on your feet than to live on your knees! Opgezweept door militante retoriek en de eenzijdige berichtgeving in de reguliere media willen de meeste westerlingen dat de Russische bullebak wordt afgestraft en dat de Oekraïners een oorlog blijven voeren die ze niet kunnen winnen. Slechts een kleine minderheid pleit voor onderhandelingen. Is in zulke situaties een onrechtvaardige vrede misschien niet beter dan een rechtvaardige oorlog?

Ik kan me voorstellen dat dit standpunt moeilijk te verteren is, zeker voor mensen die al lange tijd een krijgskunst of een vechtsport trainen om zich te verdedigen tegen de agressie van anderen. Toch zegt ook Funakoshi Gichin (1868-1957), een van de grondleggers van het moderne karate: ‘Een vermeden gevecht is een gewonnen gevecht.’ Dit raakt aan wat in het strafrecht subsidiariteit of vermijdplicht wordt genoemd. Als je op straat wordt aangevallen, kun je beter wegrennen dan vechten, ook al lijkt het onrechtvaardig om voor zulk geweld te wijken. Volgens Funakoshi mag je alleen vechten om jezelf te verdedigen als je letterlijk met je rug tegen de muur staat. Een pacifist hoeft zich toch niet lijdzaam in elkaar te laten slaan?

Kun je deze overwegingen met betrekking tot individuele zelfverdediging ook uitbreiden tot de meer collectieve context van een oorlog? Dat is wel de rechtvaardiging die Israël aanvoert ter verdediging van zijn disproportionele vergelding van het geweld van de Palestijnse verzetsbeweging Hamas. Eén dode Israëli lijkt honderd dode Palestijnen waard. De eerste reactie van Israël op de verrassingsaanval van zeven oktober zou je misschien in strafrechtelijke termen kunnen billijken als ‘noodweer exces’, maar hoe meer levens het Israëlische offensief kost, hoe minder het land zich daarop kan beroepen. Subsidiariteit lijkt voor beide kampen geen optie. Daardoor wordt de kans op een vreedzame oplossing met elk slachtoffer nog iets kleiner.

Dikwijls volharden combattanten in een uitzichtloze strijd op grond van het argument van de ‘verzonken kosten’. Deze drogrede houdt in dat bij een hopeloze onderneming de eerdere kosten op zich een motief worden om ermee door te gaan. Zij wordt niet alleen gebruikt bij persoonlijke of zakelijke investeringen. In een oorlog kunnen de geleden verliezen eveneens een reden zijn om te blijven strijden. Dan ontstaan er vicieuze cirkels van vergelding die jarenlang stand kunnen houden. Wellicht is naast hun verzet tegen de Russische overheersing ook de gedachte dat al het geleden leed niet voor niets mag zijn geweest voor de Oekraïners een zwaarwegende reden om zich niet aan Rusland over te geven.

Er zijn partijen die het liefst zouden zien dat oorlogen nooit eindigen, omdat ze daar goed aan verdienen. Hoewel oorlogen vaak worden gevoerd onder het mom van hoogstaande idealen als democratie, vrijheid, veiligheid en vrede, is ‘follow the money’ een goede leidraad voor wie de minder nobele motieven achter het krijgsbedrijf wil begrijpen. Met een variant op een uitspraak van de Pruisische strateeg Carl von Clausewitz (1780-1831) kun je zeggen: oorlog is de voortzetting van de economie met militaire middelen. Je kunt je afvragen in hoeverre gewapende conflicten actief worden aangewakkerd door de machtige politieke lobby’s van het  ‘militair-industriële complex’. In 2023 verdienden Amerikaanse wapenhandelaren 238 miljard dollar dankzij de oorlog in Oekraïne, maar ook Israël is een van hun favoriete afzetgebieden. Misschien zijn zij de enigen met rationele argumenten, al zullen zij die niet publiekelijk uitspreken.

Maar voor het voetvolk aan het front zijn de motieven om een strijd aan te gaan die het waarschijnlijk niet kan winnen doorgaans meer emotioneel dan rationeel. Het is misschien wel dapper om het op te nemen tegen een sterkere tegenstander, maar verstandig is het niet. Aan de andere kant is het ook niet dapper om de strijd aan te gaan met een zwakkere tegenstander. In de vijfde eeuw voor onze jaartelling schreef de bekende Chinese generaal Sun Tzu in zijn Kunst van de oorlogvoering: ‘De overwinningen van een bekwame bevelhebber leveren hem geen roem op vanwege zijn wijsheid of lof vanwege zijn moed. Zijn overwinningen zijn feilloos. Dit betekent dat zij altijd zeker zijn en dat hij een vijand verslaat die reeds verloren heeft.’ Met andere woorden: soms is lafheid verstandig en is het dom om dapper te zijn.

© Robert Vernooy, Amsterdam, februari 2024